Jacobus de Meerdere

Pronkstukken van de kerkinventaris

Maker:onbekend
Datering:omstreeks 1500
Materiaal:eikenhout
Afmetingen:hoogte 149 cm.
Restauratoren:(voor zover bekend): Lambert Ophorst (1923), Arnold Truyen (Stichting Restauratie Atelier Limburg; 1990)

Jacobus was een van de twaalf apostelen. Hij kreeg de toevoeging ‘Maior’ of ‘de Meerdere’ om hem te onderscheiden van een andere apostel met dezelfde naam, Jacobus Minor of Jacobus de Mindere. Met zijn jongere broer Johannes en Petrus behoorde Jacobus tot de trouwste volgelingen van Jezus.

Na Jezus’ dood verkondigde Jacobus samen met de andere apostelen het evangelie. Omstreeks het jaar 44 zou hij op bevel van koning Herodes Agrippa (37-44) met het zwaard zijn gedood. Daarmee werd Jacobus de eerste martelaar onder de apostelen. Volgens een vroegmiddeleeuwse legende zou Jacobus het evangelie ook in Spanje hebben gepredikt. Van weer enkele eeuwen later dateert het verhaal dat hij er tevens begraven is. Twee van zijn leerlingen zouden zijn lichaam naar Galicië hebben overgebracht en het daar acht mijl uit de kust ter aarde hebben besteld in de plaats Compostella. Het graf raakte in de vergetelheid, totdat de plaatselijke bisschop het in de negende eeuw herontdekte. Er werd een kerk gebouwd en de plek werd vernoemd naar Jacobus. Santiago groeide al snel uit tot een van de drukst bezochte bedevaartsoorden van het christendom.

Jacobus is onder meer patroonheilige van pelgrims, bedevaartgangers en reizigers in het algemeen. Zijn voorspraak werd ingeroepen tegen verschillende ziekten, maar vooral reuma. Voorts moest hij zorgen voor mooi weer en een goede oogst van met name appels en rogge.

Gewoonlijk wordt Jacobus afgebeeld als pelgrim. Hij is gekleed in een lange mantel en draagt vaak een hoed met brede rand. Zijn meest karakteristieke attribuut is een zogeheten Sint-Jacobsschelp. Pelgrims vonden deze schelpen met hun typische vorm op het strand nabij Santiago de Compostella. Ze namen de schelpen mee als herinnering aan hun tocht en bevestigden ze aan hun kleding. De schelp werd zo een universeel herkenningsteken van pelgrims en trekkers. Andere kenmerkende attributen van Jacobus zijn een pelgrimsstaf, een reistas en een drinkfles. Bij het beeld in de Sint-Lambertuskerk is de pelgrimsschelp bevestigd aan de staf van de in reiskleding getooide heilige. Ook de reistas behoort tot zijn attributen.

De Sint-Lambertuskerk kende lange tijd een altaar dat was toegewijd aan de heiligen Jacobus de Meerdere en Nicolaas. De oudste vermelding daarvan dateert uit 1459. Het eikenhouten beeld van Jacobus is van iets jonger datum. Waarschijnlijk heeft het een plaats gehad op het altaar ter ere van Jacobus en Nicolaas. Over de herkomst van het beeld is niets bekend. Het wordt in elk geval niet aan het atelier van de Meester van Elsloo toegeschreven, aangezien het ouder is dan de vroegste Elsloobeelden.

Het beeld is in 1923 gerestaureerd en van een nieuwe polychromie voorzien. Om het beeld ouder te doen lijken werd daarbij een patinalaag aangebracht. Kenmerkend voor de stijl van restaurator Lambert Ophorst zijn grote gestileerde plant- en bloemmotieven op mantel of overkleed. In het beeld van Jacobus Maior keren ze terug in de vorm van grote granaatappelmotieven op de lange, los omgeslagen mantel van de heilige. In 1990 kreeg het beeld een conserverende behandeling, waarbij de patinalaag van Ophorst werd gehandhaafd.