Eligius

Pronkstukken van de kerkinventaris

Maker:onbekend
Datering:eerste kwart zestiende eeuw
Materiaal:eikenhout
Afmetingen:hoogte 95 cm
Restauratoren:(voor zover bekend): Atelier Gebroeders Thissen (1921), J. Janssen (1922), Arnold Truyen (Stichting Restauratie Atelier Limburg; 1996)

Eligius werd omstreeks 590 als zoon van een pottenbakker geboren in het Franse Chaptelat, nabij Limoges. Volgens zijn biografen zou hij aanvankelijk hoefsmid zijn geweest en daarna als edelsmid en muntmeester in dienst zijn getreden bij de Frankische koningen Clotharius II en Dagobert. Onder Dagobert groeide Eligius uit tot een vertrouweling van de koning. Hij genoot groot gezag, niet in het minst vanwege zijn ascetisch leven. Na het overlijden van Dagobert verliet Eligius het hof om zich tot priester te laten wijden. Als bisschop van het Noord-Franse Noyon richtte hij zich vervolgens op de missionering van het huidige Vlaanderen. Hij overleed omstreeks 660.

Het leven van Eligius is omgeven door legenden. De bekendste is die van de afneembare paardenvoet. Eligius zou, nog in zijn tijd als hoefsmid, een knecht hebben gehad die als hij een lastig paard moest beslaan, het been van het dier afsneed. Na het hoefijzer te hebben aangebracht, zette hij het been weer aan. De knecht zou Christus zijn geweest, die deze gave schonk aan Eligius.

Op grond van deze legende werd Eligius patroon van edel- en hoefsmeden en meer in het algemeen van alle metaalbewerkers en ambachtslieden die met een hamer werken. Ook boeren, paardenhandelaren, zadelmakers en veeartsen roepen hem aan. Verder is hij beschermheilige van paarden en wordt toevlucht tot hem gezocht bij veeziekten, epidemieën en steenpuisten.

De broederschap van Sint Eligius of Sint Hooi is het oudst bekende gilde van beroepsbeoefenaren in Horst. Een aan de heilige gewijd altaar bestond waarschijnlijk al aan het einde van de vijftiende eeuw. Expliciet zijn broederschap en altaar vermeld in een document uit 1524. Daarin wordt ‘dye bruederscop mytten oversten Synte Loyen’ genoemd als verantwoordelijke voor de verplichtingen verbonden aan het Sint-Eligiusaltaar. Dit bevond zich in de zuidbeuk van de kerk. Vermoedelijk is het in de eerste helft van de zeventiende eeuw afgebroken. De aan het altaar verbonden kerkelijke diensten werden overgebracht naar het Sint-Martinusaltaar.

Aangenomen mag worden dat het begin zestiende-eeuwse beeld, waarvan de herkomst onduidelijk is, oorspronkelijk een plaats had op het Sint-Eligiusaltaar. Mogelijk houdt ook het geschilderde drieluik met taferelen uit het leven van Eligius (zie …) verband met het altaar. Eligius is de enige heilige waarvan de Sint-Lambertuskerk altaarschilderingen bezit, hetgeen wellicht een indicatie vormt voor de rijkdom van de broederschap. Smeden behoorden doorgaans tot de meest welvarende ambachtslieden.

Sint Eligius wordt gewoonlijk voorgesteld in bisschoppelijk ornaat. Ook bij het Horster beeld is dat het geval. Attributen waaraan Eligius herkenbaar is, zijn onder meer een afgesneden paardenvoet, een kelk of bokaal in een van beide handen, een tang, een hoefijzer, een aambeeld en een hamer, al dan niet met een kroontje erop. De Horster Eligius heeft slechts een hamer (zonder kroontje) in zijn linkerhand.

Veel wijst erop dat het beeld in de negentiende eeuw met een grove rasp moet zijn ontdaan van zijn oorspronkelijke beschildering. Om het aan te passen aan de heersende smaak zijn toen waarschijnlijk tegelijkertijd het gezicht van de heilige en enkele plooien in de gewaden bijgesneden. In 1921 is het beeld gerestaureerd op kosten van de plaatselijke R.K. Vereniging der Smeden. De kort daarna aangebrachte polychromie is gehandhaafd bij de restauratie van het beeld in 1996.