Cornelius

Pronkstukken van de kerkinventaris

Maker:Meester van Elsloo
Datering:eerste kwart zestiende eeuw
Materiaal:eikenhout
Afmetingen:hoogte 124 cm
Restauratoren:(voor zover bekend): Erica Becker (1990)

De Heilige Cornelius, telg uit een voornaam Romeins geslacht, werd aan het begin van de derde eeuw geboren. Hij werd in 251 bisschop van Rome en daarmee tevens paus. Dit gebeurde in een periode van heftige christenvervolgingen onder keizer Decius (249-251). Tot de slachtoffers behoorde de voorganger van Cornelius, paus Fabianus, die in 250 een marteldood stierf. Na de dood van Decius keerden velen die zich onder zijn bewind hadden afgekeerd van het christendom terug op hun schreden. Cornelius betoonde zich mild tegenover deze spijtoptanten. Dit was tegen het zere been van een aantal gelovigen die wel recht in de leer waren gebleven. Zij kozen Novatianus tot tegenpaus. Diens snelle excommunicatie bracht de kerk nauwelijks rust: keizer Gallus (251-253) scherpte de christenvervolgingen weer aan. Gallus verbande paus Cornelius naar Centumcellae, het huidige Civitavecchia. Daar overleed hij in juni 253. Nadat lang geloof was gehecht aan het verhaal dat hij zou zijn onthoofd, neemt men tegenwoordig aan dat hij een natuurlijke dood stierf..

In de negende eeuw ontving een klooster nabij Aken relieken van de in Rome begraven Cornelius. Het klooster kreeg daarop een nieuwe naam: Kornelimünster. Hiervandaan verspreidde de verering van Cornelius zich in de middeleeuwen over heel Europa.

Van oudsher is de naam Cornelius in verband gebracht met het Latijnse woord cornu, dat ‘hoorn’ betekent. Op grond van deze associatie is Cornelius patroon van het (hoorn)vee, van huisdieren en van veehouders. Hij wordt onder meer aangeroepen om bescherming te bieden tegen verlamming, epilepsie, reumatische aandoeningen, kinkhoest, oorziekten, koorts en ook tegen een plotselinge dood.

Gebruikelijke attributen van Cornelius zijn een hoorn, de pauselijke driekroon (tiara) en de pausstaf. Verder wordt hij wel weergegeven met een koe of os – waarbij hij z’n hand op het dier legt – of met een biddende pelgrim aan zijn voeten. Als verwijzing naar de marteldood die hij zou zijn gestorven, wordt Cornelius soms ook afgebeeld met een zwaard.

De Horster Cornelius draagt in zijn linkerhand een vrij grote hoorn; in zijn rechterhand de pauselijke drievoudige kruisstaf. Hoe het beeld in Horst verzeild is geraakt en welke functie het had, is niet bekend. Mogelijk is er een verband met het middeleeuwse gasthuis met kapel, die onder meer aan Cornelius waren toegewijd.

Het beeld kreeg aan het einde van de negentiende of begin van de twintigste eeuw een nieuwe neogotische polychromielaag. Toen het aan het einde van de twintigste eeuw voor restauratie in aanmerking kwam, raadpleegde de Stichting Beheer Kunstschatten St. Lambertus Horst in 1986 restaurator Charles Volders uit Houthem-Sint-Gerlach. Hij stelde voor de neogotische beschildering te verwijderen omdat ze de verfijning ontbeerde die andere Horster beelden wel hadden. De vervolgens geraadpleegde deskundigen van het Kunsthistorisch Instituut van de universiteit van Nijmegen, Paul le Blanc en Harry Tummers, bepleitten met het oog op de historische waarde juist integraal behoud van de neogotische polychromie. Uiteindelijk gaf de beheersstichting in 1989 restauratrice Erica Becker opdracht de bestaande polychromie te handhaven, te reinigen en waar nodig te retoucheren.